Verloop van de Antenne Impedantie

 

 

 

 
           
Home SDR Ontvangers HF Eigenschappen Signaaloverdracht LPAM Overzicht Links
 

 

 

 

 

 

Logboek

HF Techniek

Website Radio Babylona

Antennepark

Contact

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Low Pass Filters

Antenne Berekenen

Antenne Impedantie

HF Eindtrappen

 

 

 

De impedantie verloop in een 1/4 golf gedeelte van een antenne

Der Verlauf der Impedanz in einem 1/4 Wellenabschnitt einer Antenne


 
Gedrag van Stroom en Spanning bij een Dipoolantenne

Bij een dipoolantenne speelt de verdeling van stroom en spanning langs de lengte van de antenne een cruciale rol in zowel de werking als de efficiëntie van de afstraling.

Het voedingspunt van een dipoolantenne dat is het midden van de antenne waar de voedingskabel is aangesloten vormt het elektrisch laagste impedantiepunt. Op dit punt is de weerstand het laagst, wat betekent dat de stroomsterkte hier het hoogst is. Tegelijkertijd is de elektrische spanning op dit punt juist het laagst.

Aan de uiteinden van de antenne is dit precies omgekeerd. Hier is de elektrische weerstand het hoogst, wat resulteert in een zeer hoge spanning, maar juist een lage stroomsterkte.

Dit gedrag heeft belangrijke gevolgen voor de afstraling van radiosignalen. Want: het is niet de spanning, maar de stroom die verantwoordelijk is voor de effectieve straling van elektromagnetische golven. Met andere woorden: de delen van de antenne waar de stroom het hoogst is dus vooral rond het voedingspunt dragen het meeste bij aan de uitzending van het radiosignaal. De spanningspieken aan de uiteinden van de antenne zorgen niet voor noemenswaardige straling.

Een goed begrip van deze principes is essentieel voor het optimaal ontwerpen, plaatsen en afstemmen van een dipoolantenne, zodat deze maximaal rendement levert bij uitzending en ontvangst.

 

Strom- und Spannungsverlauf bei einer Dipolantenne

Bei einer Dipolantenne ist die Verteilung von Strom und Spannung entlang der Antenne entscheidend für deren Funktion und Abstrahlverhalten.

Der Speisepunkt einer Dipolantenne also der Punkt in der Mitte, an dem das Zuleitungskabel angeschlossen ist stellt den elektrisch niedrigsten Impedanzpunkt dar. An dieser Stelle ist der Widerstand am geringsten, was bedeutet, dass der Strom hier am stärksten ist. Gleichzeitig ist die elektrische Spannung an diesem Punkt am niedrigsten.

An den Enden der Antenne verhält es sich genau umgekehrt: Der elektrische Widerstand ist dort am höchsten, wodurch sich eine sehr hohe Spannung und gleichzeitig ein sehr geringer Stromfluss ergibt.

Dieses Verhalten hat direkte Auswirkungen auf die Abstrahlung von Funksignalen. Denn nicht die Spannung, sondern der Strom ist ausschlaggebend für die effektive Abstrahlung elektromagnetischer Wellen. Mit anderen Worten: Die Bereiche der Antenne, in denen der Stromfluss am größten ist insbesondere rund um den Speisepunkt tragen am meisten zur Signalabstrahlung bei. Die hohen Spannungswerte an den Antennenenden hingegen erzeugen keine nennenswerte Abstrahlung.

Ein gutes Verständnis dieser Zusammenhänge ist unerlässlich für die optimale Gestaltung, Platzierung und Abstimmung einer Dipolantenne, damit diese eine möglichst effiziente Sende- und Empfangsleistung erzielen kann.
 

Invloed van de Hoek tussen Radialen en Straler op de Impedantie van een Kwartgolfantenne

Bij een kwartgolfantenne ook wel een ¼ λ antenne genoemd speelt de hoek tussen de straler (verticale deel) en de aardradialen of het aardoppervlak (horizontale of schuine geleiders) een belangrijke rol in de voedingsimpedantie van het systeem.

In de klassieke uitvoering staan de radialen horizontaal ten opzichte van de grond, wat resulteert in een typische voedingsimpedantie van ongeveer 33 Ohm. Dit is echter niet altijd optimaal voor directe aansluiting op een zender of coaxkabel die ontworpen is voor 50 Ohm.

Door de radialen schuin omlaag te buigen, bijvoorbeeld in een hoek van 30 tot 45 graden, verandert de elektromagnetische koppeling tussen de radialen en de straler. Dit heeft een direct effect op de impedantie van de antenne:

Hoe groter de hoek omlaag (weg van horizontaal), hoe hoger de voedingsimpedantie.

Bij een optimale hellingshoek van de radialen kan de impedantie toenemen tot ongeveer 50 Ohm, waardoor de antenne beter matcht met standaard coaxkabels en zenders zonder dat er een aanpassingstrafo nodig is.


Deze eenvoudige aanpassing in de hoek maakt het mogelijk om de antenne efficiënter aan te passen aan de rest van de zendinstallatie, met als resultaat minder verlies, betere prestaties en minder reflectie (lage SWR).

Kortom: de hoek tussen de radialen en de straler is niet zomaar een constructieve keuze, maar een belangrijke afstemmingsparameter die een directe invloed heeft op de elektrische eigenschappen van je antennesysteem.

 

Einfluss des Winkels zwischen Radials und Strahler auf den Fußpunktwiderstand einer Viertelwellenantenne

Bei einer Viertelwellenantenne (¼ λ) spielt der Winkel zwischen dem Strahler (vertikales Element) und den Radials bzw. der Erdfläche (horizontale oder geneigte Leitungen) eine entscheidende Rolle für die Impedanz am Einspeisepunkt der Antenne.

In der klassischen Bauform verlaufen die Radials horizontal zur Erde. Dadurch ergibt sich typischerweise eine Impedanz von etwa 33 Ohm. Diese Impedanz ist jedoch nicht ideal für eine direkte Verbindung mit einem Sender oder Koaxialkabel, das auf 50 Ohm ausgelegt ist.

Wenn man die Radials stattdessen schräg nach unten abwinkelt, zum Beispiel in einem Winkel von 30 bis 45 Grad, verändert sich die elektromagnetische Kopplung zwischen Strahler und Radials. Dies wirkt sich direkt auf den Fußpunktwiderstand der Antenne aus:

Je größer der Abstrahlwinkel nach unten, desto höher wird die Impedanz.

Bei einer geeigneten Neigung kann die Impedanz auf etwa 50 Ohm steigen ideal für eine verlustarme Verbindung mit Standardkoaxialkabeln und ohne zusätzliche Anpassungsschaltungen.


Durch diese einfache mechanische Maßnahme kann die Antenne optimal an das restliche Sendesystem angepasst werden mit dem Ergebnis von weniger Verlusten, besserer Effizienz und niedrigerer Stehwelle (SWR).

Zusammengefasst: Der Winkel zwischen Radials und Strahler ist keine bloße Konstruktionsentscheidung, sondern eine wichtige Abstimmgröße, die den elektrischen Charakter der Antenne maßgeblich beeinflusst.
 

 
 
Punt 1: De uiteinden van een zuivere halve golf dipoolantenne.
Punkt 1: Die Enden einer reinen Halbwellen-Dipolantenne.
Punt 9: De voedingspunt van een zuivere halve golf dipoolantenne.
Punkt 9: Der Speisepunkt von einer reinen Halbwellen-Dipolantenne.
Punt 10: De voedingspunt van een Windom antenne.
Punkt 10: Der Speisepunkt von eines Windom Antenne.
 
 
 
 

Omrekentabel van Lambda naar Ohms, Volts en Ampères

Umrechnungstabelle von Lambda in Ohm, Volt und Ampere


 
Verloop van Impedantie, Spanning en Stroom bij een 1/4 Golf Antenne

De waarden die in onderstaande uitleg worden genoemd, zijn gebaseerd op een zuivere 1/4 golf antenne met een voeding impedantie van 50 Ohm. Dit type antenne vaak toegepast vanwege zijn eenvoud en effectiviteit laat een karakteristiek verloop zien van weerstand, spanning en stroom over de lengte van de antenne, uitgedrukt in een fractie van de golflengte (λ).

Hoewel er in de praktijk variaties bestaan bijvoorbeeld bij antennes met een voeding impedantie van 33 Ohm of 75 Ohm blijven de verhoudingen tussen stroom (Ampère), spanning (Volt) en weerstand (Ohm) ten opzichte van de golflengte over het algemeen gelijkvormig. Dat wil zeggen: ook al zijn de absolute waarden iets anders, het gedrag over de lengte van de antenne blijft herkenbaar en volgt hetzelfde patroon.

Belangrijke kenmerken van het verloop bij een 1/4 golf antenne:
Bij het voedingspunt (de basis van de antenne) is de impedantie laag (in dit geval 50 Ohm), en is de stroom maximaal. Dit is de plek waar de zender aangesloten wordt.

Naarmate we verder omhoog gaan langs de lengte van de antenne (richting het uiteinde), neemt de impedantie geleidelijk toe, de stroom neemt af, en de spanning stijgt.

Aan het uiteinde van de antenne (bij ¼ λ) is de stroom nagenoeg nul, maar de spanning is maximaal. Dit is typerend voor een open einde in een resonante kwartgolf antenne.

Dit typische verloop is van groot belang bij het ontwerp van antennes en bij het afstemmen van matching netwerken. Door te begrijpen hoe stroom en spanning zich langs de antenne gedragen, kan men ook de antenne op een andere punt voeden met een aanpassingstrafo.

 

Verlauf von Impedanz, Spannung und Strom bei einer 1/4-Wellen-Antenne

Die unten erläuterten Werte basieren auf einer idealen 1/4-Wellen-Antenne mit einer Speiseimpedanz von 50 Ohm. Dieser Antennentyp häufig eingesetzt aufgrund seiner Einfachheit und Effektivität zeigt einen charakteristischen Verlauf von Widerstand (Ohm), Spannung (Volt) und Strom (Ampere) entlang seiner Länge, gemessen als Bruchteil der Wellenlänge (λ).

Obwohl es in der Praxis Abweichungen gibt zum Beispiel bei Antennen mit einer Speiseimpedanz von 33 Ohm oder 75 Ohm bleiben die Verhältnisse zwischen Strom, Spannung und Impedanz im Verhältnis zur Wellenlänge weitgehend gleich. Das bedeutet: Auch wenn die absoluten Werte variieren, ist das Verhalten entlang der Antennenlänge grundsätzlich ähnlich und folgt demselben Muster.

Wichtige Merkmale des Verlaufs bei einer 1/4-Wellen-Antenne:
Am Speisepunkt (also an der Basis der Antenne) ist die Impedanz niedrig (hier 50 Ohm), und der Strom ist maximal. Dies ist der Punkt, an dem der Sender angeschlossen wird.

Je weiter man sich entlang der Antennenlänge nach oben bewegt (in Richtung des offenen Endes), steigt die Impedanz allmählich an, der Strom nimmt ab, und die Spannung erhöht sich.

Am offenen Ende der Antenne (bei ¼ λ) ist der Strom nahezu null, während die Spannung ihren Maximalwert erreicht. Dies ist typisch für das Verhalten eines offenen Endes bei einer resonanten Viertelwellen Antenne.

Dieser typische Verlauf ist besonders wichtig für das Design von Antennen und das Abstimmen von Matching-Netzwerken. Wenn man versteht, wie sich Strom und Spannung entlang der Antenne verhalten, kann man auch den Speisepunkt gezielt verlegen und die Antenne z. B. über einen Anpassungstransformator an einer anderen Stelle speisen.
 

 
Punt Lambda 1/4 Lambda Ohm Bij 100 Watt Bij 1000 W
               
  λ Lengte in %  Ώ Volt Ampère Volt Ampère
               
1   1/4 100 ± 2500 ± 500 ± 0,20 ± 1581 ± 0,63
2   7/32 87,5 ± 2030 ± 451 ± 0,22 ± 1425 ± 0,70
3   3/16 75 ± 1560 ± 395 ± 0,25 ± 1249 ± 0,80
4   5/32 62,5 ± 1120 ± 335 ± 0,30 ± 1058 ± 0,94
5   1/8 50 ± 786 ± 280 ± 0,36 ± 886 ± 1,13
6   3/32 37,5 ± 490 ± 221 ± 0,45 ± 700 ± 1,43
7   1/16 25 ± 240 ± 155 ± 0,65 ± 490 ± 2,04
8   1/32 12,5 ± 110 ± 105 ± 0,95 ± 332 ± 3,02
9   0 0 ± 50 ± 71 ± 1,41 ± 224 ± 4,47
                 
10   1/12 33,3 ± 365 ± 191 ± 0,52 ± 604 ± 1,66
 
 
 
 

 

De verliezen als de impedantie iets afwijkt

Die Verluste, wenn die Impedanz leicht abweicht

 
Waarom een zender het liefst een 50 Ohm antenne ziet
 
Voor een optimale werking van een zender is het belangrijk dat deze wordt aangesloten op een antenne met een impedantie van 50 Ohm. Dit is de standaard impedantie waarvoor de meeste zendapparatuur is ontworpen. Wanneer de antenne een andere impedantie heeft dan 50 Ohm, kan dat leiden tot vermogensverlies, reflecties en op de lange termijn zelfs tot overbelasting of schade aan de zender.

Wat gebeurt er bij afwijkende impedantie?
In de praktijk zal een lichte afwijking van de 50 Ohm niet direct tot grote problemen leiden. De zender "voelt" weliswaar dat de belasting niet optimaal is, maar dit resulteert meestal slechts in een klein vermogensverlies. Bijvoorbeeld:

Een verlies van 1 dB klinkt als veel, maar is in werkelijkheid slechts een bescheiden vermindering van het uitgestraalde vermogen.

Ter vergelijking: een verlies van 1 dB betekent dat een uitgangsvermogen van 100 watt daalt naar ongeveer 80 watt.

Dit is een vermindering van 20%, maar voor het menselijk oor of voor de ontvangstkwaliteit op afstand is dit nauwelijks merkbaar.

Een dergelijke situatie komt overeen met een SWR (Standing Wave Ratio) van ongeveer 2,6 : 1.


Waarom toch streven naar 50 Ohm?
Hoewel dit verlies in sommige situaties te accepteren is, wil je in de meeste gevallen toch zo dicht mogelijk bij 50 Ohm blijven. Dit om de efficiëntie van de zender te behouden, oververhitting te voorkomen en een stabiele en betrouwbare werking te garanderen. Moderne zenders hebben vaak een ingebouwde SWR-beveiliging die bij te grote mismatch het vermogen automatisch terugschroeft, maar het is beter om die situatie te vermijden.

Conclusie
Een 50 Ohm antenne is dus geen absolute noodzaak, maar wel sterk aanbevolen. Kleine afwijkingen zijn technisch gezien acceptabel, zolang ze niet structureel en te groot zijn. Voor het behoud van de zender en de kwaliteit van de uitzending blijft een goede afstemming tussen zender en antenne essentieel.


 
Warum ein Sender am liebsten eine 50-Ohm-Antenne sieht
 
Für einen optimalen Betrieb sollte ein Sender idealerweise an eine Antenne mit einer Impedanz von 50 Ohm angeschlossen werden. Diese Impedanz entspricht dem Standard, für den die meisten Sendeanlagen entwickelt wurden. Weicht die Impedanz der Antenne davon ab, kann das zu Leistungsverlusten, Reflexionen und im schlimmsten Fall zu einer Überlastung oder sogar Beschädigung des Senders führen.

Was passiert bei abweichender Impedanz?
In der Praxis hat eine kleine Abweichung von den 50 Ohm meist keine gravierenden Folgen. Der Sender „merkt“ zwar, dass die Anpassung nicht ideal ist, jedoch wirkt sich das nur leicht auf die Sendeleistung aus. Zum Beispiel:

Ein Verlust von 1 dB erscheint zunächst nennenswert, bedeutet jedoch nur einen geringen Unterschied in der effektiven Leistung.

Konkret: Ein Sender, der normalerweise 100 Watt abgibt, strahlt bei einem Verlust von 1 dB nur noch etwa 80 Watt aus.

Das entspricht einem Verlust von rund 20 %, was im praktischen Funkbetrieb kaum wahrnehmbar ist.

Solch ein Leistungsverlust entspricht einem SWR (Stehwellenverhältnis) von etwa 2,6 : 1.



Warum trotzdem möglichst genau 50 Ohm?
Auch wenn solche Abweichungen akzeptabel sind, ist es grundsätzlich empfehlenswert, eine möglichst exakte Anpassung an 50 Ohm anzustreben. Nur so kann eine hohe Effizienz, geringe Wärmeentwicklung und eine zuverlässige Funktion des Senders sichergestellt werden. Moderne Sender verfügen oft über einen integrierten SWR-Schutz, der die Ausgangsleistung bei zu großer Fehlanpassung automatisch reduziert ideal ist das jedoch nicht.

Fazit
Eine 50-Ohm-Antenne ist keine zwingende Voraussetzung, aber in vielerlei Hinsicht die beste Wahl. Kleine Abweichungen sind technisch tolerierbar, sollten aber nicht zur Regel werden. Für eine stabile und störungsfreie Funkverbindung ist eine gute Impedanzanpassung zwischen Sender und Antenne entscheidend.


 
 
Wat betekent een SWR van 3.0 : 1 in de praktijk?
 
Een SWR (Standing Wave Ratio, ofwel staandegolfverhouding) van 3.0 : 1 geeft aan dat er sprake is van een aanzienlijke impedantie-mismatch tussen de antenne en de rest van de zendinstallatie. In dit specifieke geval betekent het dat de impedantie van de antenne ongeveer 150 Ohm bedraagt, terwijl zowel de zender als de coaxkabel zijn ontworpen voor 50 Ohm.

Hoe ontstaat deze mismatch?
Een ideale zendinstallatie werkt optimaal als alle onderdelen de zender, de coaxkabel en de antenne dezelfde impedantie hebben, doorgaans 50 Ohm. Wanneer dat het geval is, wordt de volledige zendenergie efficiënt van de zender naar de antenne overgebracht.

Als de antenne echter een hogere impedantie heeft, zoals in het voorbeeld van 150 Ohm, ontstaat er een mismatch: de antenne vormt dan drie keer zoveel weerstand voor het HF-signaal als de zender en de coaxkabel verwachten. Dit verschil veroorzaakt terugkaatsing van het signaal (reflected power), wat zich uit in een verhoogde SWR.

Wat zijn de gevolgen van een SWR van 3.0 : 1?
Vermogensverlies: Een deel van het zendvermogen wordt niet uitgestraald, maar keert terug naar de zender. Bij een SWR van 3.0 : 1 ligt het vermogensverlies al rond de 25% of meer.

Verhoogde belasting voor de zender: Veel moderne zenders hebben een beveiliging die bij hoge SWR de uitgangsvermogen automatisch verlaagt om schade te voorkomen.

Verlies in de coaxkabel: Door de terugkerende golven kunnen extra verliezen optreden in de coaxkabel, vooral bij langere lengtes en hogere frequenties.

Mogelijke storing: Slechte aanpassing kan leiden tot harmonischen en ongewenste straling, die andere apparatuur kunnen storen.

Hoe los je dit op?
Gebruik een antenneaanpassingseenheid (ATU) of matching network om de antenne-impedantie beter af te stemmen op de 50 Ohm van de zender en coax.

Meet en analyseer regelmatig de SWR van je antennesysteem om problemen vroegtijdig te signaleren.

Zorg voor een antenne die qua ontwerp of meting zo dicht mogelijk bij 50 Ohm uitkomt, of die eenvoudig af te stemmen is.

Conclusie
Een SWR van 3.0 : 1 geeft aan dat er een duidelijk verschil is tussen de impedantie van de antenne en de rest van je zendsysteem. Hoewel dit niet direct rampzalig is, kan het op langere termijn leiden tot prestatieverlies en zelfs schade aan de apparatuur. Een goede aanpassing van je antennesysteem is daarom essentieel voor een efficiënte en veilige radioverbinding.


 
Was bedeutet ein SWR von 3,0 : 1 in der Praxis?
 
Ein SWR (Stehwellenverhältnis, engl. Standing Wave Ratio) von 3,0 : 1 zeigt an, dass eine deutliche Impedanzabweichung zwischen der Antenne und dem restlichen Senderaufbau vorliegt. In diesem Fall bedeutet das, dass die Impedanz der Antenne etwa 150 Ohm beträgt, während sowohl der Sender als auch das Koaxialkabel auf 50 Ohm ausgelegt sind.

Wie entsteht diese Fehlanpassung?
Ein optimal arbeitendes Funksystem basiert darauf, dass alle Komponenten also Sender, Koaxialkabel und Antenne die gleiche Impedanz, üblicherweise 50 Ohm, besitzen. Ist das der Fall, wird die gesamte Sendeleistung verlustfrei an die Antenne übertragen.

Weicht die Impedanz der Antenne jedoch stark ab, wie im Beispiel mit 150 Ohm, entsteht eine Impedanzfehlanpassung: Die Antenne bietet dann dreimal so viel Widerstand wie vom Sender und Kabel erwartet wird. Dieses Missverhältnis führt dazu, dass ein Teil der Sendeenergie reflektiert und nicht abgestrahlt wird das drückt sich im erhöhten SWR-Wert aus.

Welche Folgen hat ein SWR von 3,0 : 1?
Leistungsverluste: Ein Teil der Sendeleistung wird zur Quelle zurückgespiegelt, statt abgestrahlt zu werden. Bei einem SWR von 3,0 : 1 liegt der Leistungsverlust bereits bei etwa 25 % oder mehr.

Höhere Belastung des Senders: Viele moderne Transceiver reduzieren bei zu hohem SWR automatisch ihre Ausgangsleistung, um Schäden zu vermeiden.

Verlust im Koaxialkabel: Die reflektierte Leistung erhöht die Verluste im Kabel, besonders bei langen Leitungen und höheren Frequenzen.

Mögliche Störungen: Durch Fehlanpassung können Oberwellen entstehen, die andere Geräte in der Umgebung stören.

Wie kann man das Problem lösen?
Der Einsatz eines Antenneanpassgeräts (ATU) oder eines Anpassnetzwerks kann helfen, die Antenne an die 50-Ohm-Impedanz des Systems anzupassen.

Regelmäßige SWR-Messungen sind sinnvoll, um Probleme frühzeitig zu erkennen.

Antennen sollten so konzipiert oder abgestimmt sein, dass sie möglichst nahe an 50 Ohm arbeiten oder sich leicht anpassen lassen.

Fazit
Ein SWR von 3,0 : 1 deutet auf eine signifikante Fehlanpassung zwischen Antenne und Senderanlage hin. Auch wenn solche Werte nicht unmittelbar kritisch sind, können sie langfristig die Effizienz verschlechtern und zu technischen Problemen führen. Eine gute Impedanzanpassung ist daher entscheidend für einen störungsfreien und effektiven Funkbetrieb.
 
 
SWR Verlies
(in %)
Verlies
(in dB)
ERP*
(in %)
Uitgaande vermogen
(bij 100 Watt
Zendvermogen)
Vermogens verlies
(bij 100 Watt
Zendvermogen)
1.0 : 1 0,0 % 0,00 dB 100,0 % 100,0 Watt 0,0 Watt
1.1 : 1 0,2 % 0,01 dB 99,8 % 99,8 Watt 0,2 Watt
1.2 : 1 0,8 % 0,03 dB 99,2 % 99,2 Watt 0,8 Watt
1.3 : 1 1,7 % 0,07 dB 98,3 % 98,3 Watt 1,7 Watt
1.4 : 1 2,8 % 0,12 dB 97,2 % 97,2 Watt 2,8 Watt
1.5 : 1 4,0 % 0,18 dB 96,0 % 96,0 Watt 4,0 Watt
1.6 : 1 5,3 % 0,24 dB 94,7 % 94,7 Watt 5,3 Watt
1.7 : 1 6,7 % 0,30 dB 93,3 % 93,3 Watt 6,7 Watt
1.8 : 1 8,2 % 0,37 dB 91,8 % 91,8 Watt 8,2 Watt
2.0 : 1 11,1 % 0,51 dB 88,9 % 88,9 Watt 11,1 Watt
2.2 : 1 14,1 % 0,66 dB 85,9 % 85,9 Watt 14,1 Watt
2.4 : 1 17,0 % 0,81 dB 83,0 % 83,0 Watt 17,0 Watt
2.6 : 1 19,8 % 0,96 dB 80,2 % 80,2 Watt 19,8 Watt
3.0 : 1 25,0 % 1,25 dB 75,0 % 75,0 Watt 25,0 Watt
4.0 : 1 36,0 % 1,94 dB 64,0 % 64,0 Watt 36,0 Watt
5.0 : 1 44,4 % 2,55 dB 55,6 % 55,6 Watt 44,4 Watt
6.0 : 1 51,0 % 3,10 dB 49,0 % 49,0 Watt 51,0 Watt
7.0 : 1 56,3 % 3,58 dB 43,8 % 43,8 Watt 56,3 Watt
8.0 : 1 60,5 % 4,03 dB 39,5 % 39,5 Watt 60,5 Watt
9.0 : 1 64,0 % 4,44 dB 36,0 % 36,0 Watt 64,0 Watt
10.0 : 1 66,9 % 4,80 dB 33,1 % 33,1 Watt 66,9 Watt
 
* ERP = Effective Radiated Power
 
 

6 dB = 1 S-Punt

 

 

 

Copyright 2005 - 2025 PE9MJ